Farma VUB
Codexreglement

De Farmaceutische Kring volgt de reglementen van de Codex Studiosorum Bruxellensis Superiorum (2002, Brussel, Polytechnische Kring ism BSK).
Om de folkloristische kennis en tradities wat op te krikken, publiceren we deze hier. Een historische analyse van deze reglementen vindt u onderaan.

I. CLUBTAFEL EN CORONA
II. DE VOORZITTENDE PRAESES
III. HET VERLOOP VAN DE CANTUS
IV. OVERGAVE PRAESESSCHAP
V. DOOP EN ONTGROENING
VI. DE FACULTEITSPET
VII. HET LINT
VIII. LABOJAS EN TOGA

I. CLUBTAFEL EN CORONA


Art. 1:
De corona wordt gevormd door alle aanzittenden aan de clubtafel en is samengesteld uit "ouderejaars" of "anciens", "schachten" en eventuele gasten.

Art. 2:
Alle leden van de corona zijn onderworpen aan de voorzittende praeses en de reglementen van de Codex.

Art. 3:
De clubtafel bestaat meestal uit verschillende tafels die opgesteld worden in de vorm van een "U", een rechthoek of hark met drie of meer tanden, naargelang het aantal aanwezigen.

Art. 4:
Het boveneinde van de clubtafel, de praesestafel, wordt beschouwd als ereplaats en is dus voorbehouden aan praesides, leden van het bestuur en gasten.

Art. 5:
De commilitones zitten rechts en links van de praeses naar het benedeneinde van de clubtafel toe, zodat schachten aan het benedeneinde van de clubtafel zitten, samen met hun schachtentemmer.

II. DE VOORZITTENDE PRAESES


Art. 6:
De gehele corona is aan de macht van de praeses onderworpen. De praeses staat in voor het tuchtvol verloop van de avond. Hij (of zij natuurlijk, en we gaan dit niet blijven herhalen!) zit de vergaderingen voor, regelt het verloop ervan, bepaalt op een cantus wie er wat zingt, beveelt silentium, verleent colloquium, verbum of tempus, legt de straffen op, zit de plechtigheden voor en ontgroent de schachten.

Art. 7:
Enkel de voorzittende praeses staat boven de regels van de Codex, d.w.z. dat men hem geen straf kan opleggen bij een gebeurlijke overtreding ervan.

Art. 8:
De praeses heeft altijd gelijk!

Art. 9:
De praeses stelt een plaatsvervanger aan als hij zijn plaats verlaat. Deze verkrijgt dan tijdelijk de praesesmacht.

Art. 10:
Aan elk commando van de praeses moet onmiddellijk gevolg gegeven worden. Het niet gevolg geven aan een commando, alsook het onbevoegd commandoroepen worden bestraft.

Art. 11:
De praeses mag zich door één of meerdere, door hem aangestelde, zedenmeesters laten assisteren voor het behouden van de tucht. Deze mogen op eigen gezag een straf van maximum vier vingers drank opleggen. Bij betwisting heeft de praeses het laatste woord.

III. HET VERLOOP VAN DE CANTUS

a) Silentium, Verbum en Tempus

Art. 12:
Er moet onmiddellijk stilte zijn telkens :
- de praeses het gebiedt met het commando : "Silentium".
- tijdens de plechtigheden.
- tijdens een speech en het zingen.

Art. 13:
Enkel de praeses mag het silentium onderbreken of beëindigen.

Art. 14:
Verlangt een lid van de corona het woord, dan steekt hij zijn hand omhoog en richt zich tot de praeses met : "Senior, verbum peto". De praeses geeft toestemming met "Habes" of weigert met "Non habes". Na toestemming van de praeses staat het lid van de corona op, en begint zijn speech. Bij sommige kringen moet men zijn speech beginnen door het word van de praeses over te nemen met de formule "Ergo habeo". Schachten vragen eerst het woord aan hun schachtentemmer, die hun al dan niet de toestemming geeft aan de praeses het woord te vragen.

Art. 15:
Wanneer het lid van de corona zijn toespraak beëindigd heeft richt hij zich tot de praeses met "Dixi", en zet zich neer.

Art. 16:
De praeses heeft ten allen tijde het recht iemand het woord te ontnemen.

Art. 17:
De praeses kondigt een "Tempus commune" of "Tempus pissendum" af, als hij het nodig acht. Tijdens deze tempus worden de regels van de Codex opgeschort en mag iedereen de clubtafel verlaten. Deze tempus duurt ca. vijf minuten. Een "Tempus privatum" geldt slechts voor één commilito. Deze vraagt: "Senior, tempus privatum peto?", de praeses antwoordt met "Habes" of "Non habes". Voor een schacht geldt dezelfde procedure als beschreven in
Art. 14.

b) Zingen en drinken

Art. 18:
De cantor heft de eerste twee regels van een lied aan, op commando van de praeses : "Cantor, ad cantandum verbum habes". De corona begint slechts te zingen op uitdrukkelijk bevel van de praeses, met het commando: "Ad omnes!"

Art. 19:
De praeses kan eventueel iemand anders uit de corona laten aanheffen met het commando: "Xxx, ad cantandum verbum habes". De aangesprokene staat recht bij het aanheffen.

Art. 20:
De praeses kan het zingen van een bepaald lied of van een willekeurig gedeelte van een lied opdragen aan bvb. schachten, anciens, faculteit X, jaar Y, commilito Z, rechtercorona enz...

Art. 21:
Bij het einde van een lied kan de praeses de corona toedrinken met : "Prosit corona!". De corona drinkt de praeses dan toe met: "Prosit Senior!".Daarna vermeldt de praeses hoeveel er moet gedronken worden (ad libitum, ad fundum, 3 vingers enz.)

Art. 22:
Er wordt enkel gedronken door de mensen die bij de corona aanzitten. Iemand die bij de toog staat of dergelijke drinkt niet!

Art. 23:
Een lid van de corona die een gegronde reden heeft om geen alcohol te drinken dient dit aan de praeses te melden. Niemand, zelfs de praeses niet, heeft het recht een lid van de corona boven zijn of haar krachten te laten drinken.

Art. 24:
De schachten of, bij gebrek hieraan, de jongsten of gestraften zorgen voor het vullen en ronddragen van de glazen.

c) De straffen

Art. 25:
Het staat een praeses vrij te beslissen welke van de volgende straffen hij al dan niet toepast.

Art. 26:
Een door de praeses opgelegde straf moet door de betrokkene(n) van de corona onmiddellijk uitgevoerd worden.

Art. 27:
De straffen die door de praeses, zonder overleg met anderen en zonder mogelijk beroep, kunnen opgelegd worden zijn :
- "pro-poena" drinken
- bierimpotent verklaren
- "ad pistum" roepen
- buitensmijten
Deze straffen worden meestal in stijgende lijn toegepast voor een hardnekkig saboteur.

Art. 28:
Voor het "pro-poena" drinken bepaalt de praeses een hoeveelheid naargelang de ernst van de inbreuk. De gestrafte staat recht en heft het glas met de woorden: "Prosit Senior, (prosit pro-Senior(en)), prosit corona", waarna hij de opgelegde hoeveelheid drinkt.

Art. 29:
De praeses kan iemand als straf een bepaalde tijd bierimpotent verklaren, met als gevolg dat deze persoon in die periode geen bier mag drinken. Eventueel worden hem of haar wel glazen gegeven die hij of zij dan over het hoofd uitkapt als hij of zij normaal zou drinken.

Art. 30:
"Ad pistum" (voor de eretafel) roepen gebeurt meestal in geval iemand te laat komt om hem of haar een uitleg te laten geven en eventueel te straffen. Men kan ook iemand "Ad pistum" laten zitten om hem of haar een onbepaalde tijd in het oog te kunnen houden.

Art. 31:
Buitensmijten : bij zeer ernstige inbreuken op de reglementen of halsstarrig weigeren een commando uit te voeren, kan de praeses een lid van de corona voor een onbepaalde tijd of voor de rest van de cantus verwijderen.

d) De Salamander

Art. 32:
De Salamander is een heildronk ter ere van iemand of iets en is dus geen wedstrijd in sneldrinken. Bijgevolg kan een strafpint bezwaarlijk een "strafsalamander" genoemd worden. De salamander wordt door de praeses ingezet met: "Ad exercitium, sanctissimi salamandris, omnes commilitones qui adsunt surgite!". De corona staat recht en antwoordt met: "Surgimus!". Wanneer de corona reeds rechtstaat worden "surgite" en "surgimus" vervangen door: "levate poculo" en "levamus".

Art. 33:
Hierna begint de praeses een ritmische monoloog naar eigen inspiratie waarbij de corona na iedere zin zijn goedkeuring of afkeer laat blijken. De praeses kan het woord eventueel doorgeven aan anderen in de corona. Op het einde geeft hij het commando ad fundum te drinken.

e) Het verloop

Art. 34:
De leden van de corona dragen de faculteitspet en eventueel hun labojas. De praeses draagt zijn praeseslint, eventueel zijn toga. Iedereen is in het bezit van de Codex; de praeses heeft ook nog een hamer om zijn bevelen kracht bij te zetten. Vanzelsprekenderwijs worden tijdens de cantus GSM's en andere elektronische apparatuur afgezet.

Art. 35:
Ongedoopten zijn welkom op een cantus, evenwel is het hun verboden een faculteitspet, labojas of toga te dragen, of aan de bestuurstafel te zetelen.

Art. 36:
De cantus wordt door de praeses ingezet met: "Silentium, omnes ad sedes! Surgite! Het clublied!"

Art. 37:
Na het zingen van het kring- of clublied wordt het "Lied van Geen Taal" aangeheven en daarna het "Gaudeamus Igitur". BSK-kringen zingen na het eigen clublied eveneens het lied van het BSK. Deze eerste liederen worden rechtstaande gezongen met de pet in de rechterhand ter hoogte van het hart.

Art. 38:
Om bijval met iets te betuigen wordt niet in de handen geklapt, doch met de kneukels van de vuist op tafel getrommeld. Uit respect voor bepaalde liederen wordt de klak afgenomen; wie zich betrokken voelt, staat ook recht.

Art. 39:
Wanneer tijdens de cantus een praeses of een pro-Senior binnenkomt, wordt eerst het lied verder uitgezongen, daarna staat iedereen spontaan recht en zingt ter zijner ere het "Io vivat". Hierna komt de laataangekomene ad pistum om het bestuur te begroeten en eventueel ten opzichte van de corona zijn laatkomen te verklaren, waarna hij al dan niet door de voorzittende praeses gestraft wordt.

Art. 40:
Ieder ander die te laat komt wordt vanzelfsprekend gestraft, al dan niet na een kans tot uitleg.

Art. 41:
De cantus wordt besloten met het "Tsjechisch drinklied" en de "Oude Roldersklacht". Daarna wordt "Le Semeur" gezongen indien dit niet eerder gebeurde tijdens de cantus.

IV. OVERGAVE PRAESESSCHAP


Art. 42:
Op de laatste cantus van het oude academiejaar of op de eerste cantus van het nieuwe academiejaar treedt de praeses af en installeert zijn opvolger door deze, na een korte toespraak tot de corona, tot voor zijn tafel te roepen en hem trouw te laten zweren aan het ideaal met behulp van een eedformule:
Praeses: "Zweert gij onverbreekbaar trouw te zijn aan het principe van het Vrij Onderzoek en aan de beginselen van... (naam van de kring) en aldus de traditie voort te zetten van de stichter van onze kring en van alle opeenvolgende praesides?"
Opvolger: "Ik zweer!"
Hierna hangt de aftredende praeses het lint over de schouder van zijn opvolger en zegt:
"Ego,... (naam van praeses), senior, abdico, et te...(naam opvolger), ex autoritate et dignitate, seniorem nomino, nominatum declaro, daclaratum proclama!"
Hierna volgt tussen beiden een "Ave Confrater". De aftredende praeses zet de "Ave Confrater" in, en de nieuwe drinkt bijgevolg het eerst zijn pint uit. Hierna wordt voor de aftredende en nieuwe praeses het "Io vivat" gezongen. Bij bepaalde kringen volgt er eveneens een "Ave Confrater" tussen de kersverse praeses en alle aanwezige pro-senioren.

V. DOOP EN ONTGROENING


Art. 43:
De doop kan enkel beschouwd worden als een kennismaking tussen anciens en schachten, als inleiding tot het kringleven of misschien zelfs tot het universitaire leven. Daarom zijn praktijken zoals kaalscheren, scènes met levende dieren, enz., zeker ongewenst.
Aangezien de doop niet verplicht is, is het niet wenselijk dat de eerstejaars onder druk gezet worden om zich te laten dopen of om tijdens de doop iets totaal tegen hun zin te doen.

Art. 44:
Toegang tot de facultaire dopen is enkel toegestaan voor facultair gedoopten.

Art. 45:
Ergens bij het begin van de doop wordt het kringlied of kreet gezongen, gevolgd door het "Lied Van Geen Taal" (geen "Gaudeamus"). Na de doop wordt eventueel "Le Semeur" gezongen. De doop wordt geleid door de doopmeester. Zijn commando wordt enkel tenietgedaan door dat van de praeses. Hij is eveneens verantwoordelijk voor de veiligheid van de schachten en anciens tijdens de doop.

Art. 46:
De doop geldt zeker niet als ontgroening, dwz. dat een schacht na de doop nog steeds een schacht blijft. Hij of zij heeft slechts het recht op het dragen van een pet en een labojas verworven, alsook de mogelijkheid om later op het jaar ontgroend te worden. Hiervoor mag hij of zij nog geen andere dopen bezoeken.

Art. 47:
Bij de ontgroening worden de schachten als volwaardige commilitones in de kring aanvaard. Dit gebeurt tezamen met de uitreiking van de doopdiploma's op één van de laatste cantussen van het akademiejaar. Pas vanaf dan kunnen zij opgenomen worden in een kringbestuur.

Art. 48:
Op het einde van de doop wordt volgende doopeed afgelegd:
"Ego, schachtus collosalus, super hoc caput, calvidum, calvidum te frigidum, jure jurendo zwero: Omnes cursos brossare, multas virgines amare et perforare, numquam aquam aut limonadem bibere: multos pintos et cigaros anciennibus offerare, in saecula saeculorum bieros Flandrienses zabbere, juro sub hoc symbolum, quae si non teneo sermentum, ontploffare et stinkendo crevare, volvo jubeoque, sic juveat mihi Bacchus."
Op de VUB wordt na de ontgroening volgende eed afgelegd:
Schachten: "Ik zweer onverbreekbaar trouw te zijn aan het principe van het Vrij Onderzoek en aan de beginselen van... (naam van de kring), haar eer en belangen te verdedigen en voor alle commilitones een waardig confrater te zijn en als nieuw commilito de fakkel van onze Alma Mater waardig te dragen en als baken op treden in de duistere zee van onwetendheid."
Doopmeester: "Huc communitas studiosorum vos declarat dignissimos commilitones"

VI. DE FACULTEITSPET


Art. 49:
De pet (klak in het A.N.) mag slechts gedragen worden door studenten die facultair gedoopt zijn, volgens de tradities van de universiteiten en de hogescholen. De kleuren ervan worden bepaald door de faculteit waarbij de student ingeschreven is, en dus niet door de kring waarbij hij of zij gedoopt is.

Art. 50:
De pet is wit met een gekleurde rand (naargelang de fakulteit), behalve voor de Toegepaste Wetenschappen (Polytechnische Kring, Polytechnic, Technica)en Omega (sic), waar ze zwart is en voor HOT waar ze blauw is.

Art. 51:
Ze heeft een lange of korte klep, naargelang de voorkeur van de drageren de tradities van de kring.

Art. 52:
Bovenop staat de letterafkorting van de onderwijsinstelling, in een gelijkzijdige driehoek (VUB, EhB, ERM-KMS,...), vooraan het embleem van de faculteit. Bij sommige faculteitskringen van de hogeschooldepartementen staat in de gelijkzijdige driehoek echter nog steeds de letterafkorting van de vroegere, onafhankelijke hogeschool, en dit meestal omdat de klakkenmakers (Maison de la Casquette, D'haenens-Lammens,...) niet van de organisatorische veranderingen binnen de hogescholen op de hoogte zijn. Aan de kringen zelf om hier verandering in te brengen!

Art. 53:
Het faculteitsembleem (caducé) wordt achteraan aangebracht. Links (as ge z'oep aave kop èt tenminste, anders is't andersoem) op de band wordt de letterafkorting van de faculteitskring geplaatst en rechts worden die van de regionale kringen geplaatst.

Art. 54:
De gebruikte kleuren voor de rand van de klak zijn:
- zwart : PK, Criminologie, Technica
- rood : GK, TK, Mesacosa, Polytechnic, Omega, Manu Juvanta
- groen : Pharma, Biotecho, HOT
- bordeaux : VRG
- purper : WK
- oranje : Solvay
- blauw : PPK, Iverto, Normalia
- grijs : Pers, LWK
- geel : KEPS


Art. 55:
Er bestaan enkel facultaire petten.

Art. 56:
Vooraan op de rand worden een aantal sterren overeenkomstig het aantal academiejaren geplaatst, behalve voor de Toegepaste Wetenschappen waar zeskanten (boulons) worden gebruikt ipv. sterren. In geen geval worden meer sterren of boulons gedragen dan het aantal academiejaren!
Voor elk begonnen jaar wordt een gouden ster gedragen, voor elk gedubbeld jaar een zilveren; behalve voor de Toegepaste Wetenschappen waar een zilveren zeskant voor elk begonnen jaar en een gouden voor elk begonnen gedubbeld jaar worden gedragen.
De sterren of boulons worden van links naar rechts (volgens Art. 53) aangebracht zodat men iemands studieverloop kan aflezen.

Art. 57:
Indien men van studierichting, en dus van kring, verandert dan wordt de oorspronkelijke rand vervangen door een rand in de kleur van de nieuwe kring. Tevens worden de oude sterren op een achtergrond van de oude kleur rechts op de petrand geplaatst.
De sterren van de nieuwe studierichting worden nu vooraan in het midden geplaatst.
Dit is niet nodig indien men die eerste studies beindigd heeft en zich bijvoorbeeld voor een bijzondere licentie inschrijft. In een dergelijk geval wordt het embleem van de vroegere kring na de oude sterren geplaatst en de nieuwe sterren daarnaast op een achtergrond van de nieuwe kring. De oorspronkelijke randkleur wordt daarbij behouden.
Indien men twee volledige studierichtingen afwerkt wordt de petrand gehalveerd in de twee kleuren van de beide studierichtingen.

Art. 58:
De kleur van de nieuwe ster of boulon (goud of zilver) heeft betrekking op de resultaten van het voorbije jaar.
Indien iemand dus bijvoorbeeld na een niet-geslaagd jaar begint in een andere studierichting brengt hij een zilveren ster aan.

Art. 59:
Voor het volgen van extra cursussen zoals taalcursussen bvb. of het volgen van een voorbereidend jaar worden geen extra sterren of boulons geplaatst. Men mag nooit meer sterren of boulons hebben dan het aantal studiejaren, tenzij het gaat om een tweede, gelijktijdige, bijkomende en volledige inschrijving. In dit geval worden deze sterren of boulons achteraan op de rand aangebracht, op een achtergrond van de fakulteit van de tweede inschrijving. Indien men in een dergelijk geval geen examens aflegt moet de ster het volgende jaar opnieuw verwijderd worden.
Na het afstuderen in een richting plaatst men het faculteitsembleem na de laatste ster. Dit om onderscheid te maken tussen een afgestudeerde en een laatstejaars.

Art. 60:
De faculteitspet wordt eveneens gedoopt en dit volgens de tradities van de kring. Ten teken hiervan wordt in het midden van de voering een gaatje gebrand. Diegene die de pet doopt moet wel tot het bestuur van de kring behoren of (pro)praeses van een kring zijn.

Art. 61:
De klak kan volgens eigen smaak en volgens de tradities van de kring versierd worden met persoonlijke en symbolische elementen; deze opsommen valt echter buiten de bedoeling van dit reglement.

VII. HET LINT


Art. 62:
Binnen de studentikoze kringen bestaan er drie soorten linten: het praeseslint, praesidiumlint en clublint. Enkel studentikoze kringen dragen linten.

a) Het praeseslint

Art. 63:
Dit is 2.10m lang en 12cm breed. Het wordt boven op de kledij over de rechterschouder gedragen, met het schild op de borst en toegeknoopt met gouden franjes op het einde.
Het academiejaar van het voorzitterschap wordt in een strookje op 1cm afstand van de bovenzijde van het schild in goud geborduurd. Indien men meerdere jaren praeses is worden extra strookjes geplaatst. Het wapenschild heeft de vorm van een heraldisch Vlaams schild, horizontaal aan het hoofd en afgerond aan de voet. Op het schild worden geen benamingen aangebracht. De grootte is 10.5cm op 9cm. Er komt eveneens geen vermelding "praeses" of "senior" op vermits enkel de praeses een breed lint met schild draagt.

Art. 64:
Het praeseslint van de VUB facultairen bestaat uit één kleur, de faculteitskleur (zie Art. 55). Alleen bij de Polytechnische Kring is het afgeboord met een 5mm breed zilveren randje. Het schild is in twee verdeeld van boven naar onder. Rechts als men ernaar kijkt, bevindt zich de Vlaamse Leeuw (zwart of sabel op geel of goud). Op het tweede veld bevindt zich het wapen van de Faculteit. Aan het hoofd bevindt zich een faas (horizontale band) met de Geuzenkleuren: van boven naar beneden: oranje, blanje (wit), bleu (blauw).

Art. 65:
Het praeseslint van een regionale kring bestaat uit twee of drie kleurenstroken. Het schild is gehalveerd of gekwadrateerd. Op de rechterkant ervan vindt men, op een veld, diagonaal de kringkleuren, de letters V, F en C (Vivat Floreat Crescat) in één pennentrek geschreven met ernaast de letterafkorting van de kring, gevolgd door een uitroepteken. Aan het hoofd kan eventueel een faas zijn met de kleuren van de kring en de geuzenkleuren.

Art. 66:
Het praeseslint van een speciale kring (zoals SWAMP) is opgebouwd zoals bij een regionale kring, het schild echter zoals bij een facultaire kring maar met de Vlaamse Leeuw links.

Art. 67:
Het praeseslint van de Hogeschool facultairen bestaat uit twee of drie kleurstroken. Het schild is gehalveerd of gekwadrateerd. Op de rechterkant ervan vindt men, op een veld, diagonaal de kringkleuren, de letters V, F en C in één pennentrek geschreven met ernaast de letterafkorting van de kring, gevolgd door een uitroepteken. Links vindt men het symbool van de kring. De faas is in de hoofdkleur van de kring en bevat de naam van de kring. \

b) Het praesidiumlint

Art. 68:
Volgens de tradities van de kring kunnen er praesidiumlinten bestaan.

Art. 69:
Het praesidiumlint is 1.50m lang en 9cm breed en is aan de uiteinden vastgenaaid. Het praesidiumlint bestaat uit dezelfde kleurencombinaties als het praeseslint. Op de borst wordt het monogram van de kring en de naam van de kring geborduurd; onder het monogram de functie en erboven het jaar. Indien men meerdere jaren praesidiumlid is, worden de extra jaren bovenaan en de extra functies onderaan geborduurd.

c) Het clublint

Het clublint is in onbruik geraakt maar wordt toch vermeld.

Art. 70:
Het is slechts 1.2m lang en 27mm breed. De kleuren van het clublint zijn volgens de tradities van de kring. De anciens dragen hun lint over de rechterschouder, de schachtentemmer één over elke schouder. Schachten dragen geen clublint.

Art. 71:
Een pro-senior mag zijn lint blijven dragen, zelfs al wordt hij opnieuw praeses van een andere kring.

VIII. LABOJAS EN TOGA


Art. 72:
Ieder gedoopt lid van de kring heeft het recht een naar eigen smaak versierde witte labojas te dragen.

Art. 73:
De toga wordt enkel gedragen door de praeses, vice-praeses en een derde bestuurslid (naargelang de kring de folkloreverantwoordelijke, de cantor of de doopmeester) van een studentikoze kring. Bij Polytechnic en Omega draagt het ganse bestuur een toga.
Enkel de praeses blijft na zijn ambtstermijn, dwz. als hij pro-senior is, nog een toga dragen. Een pro-senior die praeses is geweest van verschillende kringen draagt de toga van zijn persoonlijke voorkeur.

Art. 74:
De toga is een enkellang rondom gesloten eendelig kleed, in de kleur(en) van het praeseslint. Eventueel wordt op de achterkant het embleem van de kring en op de voorkant de letterafkorting van de kring aangebracht.


Oude versies
FK begon met de online publicatie van de codexreglementen uit onvrede met de versie van de 13de druk van de Codex Studiosorum Bruxellensis (1998, Brussel, Polytechnische Kring). In die versie werden de reglementen betreffende doop, ontgroening, klak, ... "tijdelijk" (4 jaar) achterwege gelaten door de Schare van 13 van de Folklore Academie.
  • 10/1993 - 11de druk van de Codex Studiosorum Bruxellensis (Brussel, Polytechnische Kring)
  • 10/1995 - 12de druk van de Codex Studiosorum Bruxellensis (Brussel, Polytechnische Kring)
  • 10/1998 - 13de druk van de Codex Studiosorum Bruxellensis (Brussel, Polytechnische Kring): De reglementen betreffende doop, ontgroening, klak, ... werden "tijdelijk" achterwege gelaten door de Schare van 13.
  • 05/2001 - Om de folkloristische kennis en tradities wat op te krikken, publiceert FK (als eerste VUB kring!) op hun website de reglementen uit de toenmalige Codex met aanvullingen uit de vorige codexen voor de achterwege gelaten reglementen en algemene verbeteringen en opmerkingen.
  • 10/2001 - Schare van 13 heeft zichzelf ontbonden.
  • 04/2002 - FK adviseert de Polytechnische Kring en Prometheus deze verbeteringen in de nieuwe codex aan te brengen.
  • 10/2002 - Codex Studiosorum Bruxellensis Superiorum is verschenen (1ste druk, 2002, Brussel, Polytechnische Kring ism BSK). De meeste van onze opmerkingen zijn goed verwerkt in deze versie.
  • 10/2003 - FK heeft de vernieuwde codexreglementen online gepubliceerd (versie Codex Studiosorum Bruxellensis Superiorum, 2002, Brussel, Polytechnische Kring ism BSK)

A. CLUBTAFEL EN CORONA

1) De corona wordt gevormd door alle aanzittenden aan de clubtafel en is samengesteld uit "ouderejaars" of "anciens", "schachten" en eventuele gasten.

2) Alle leden van de corona zijn onderworpen aan de voorzittende praeses en de reglementen van de Codex.

3) De clubtafel bestaat meestal uit verschillende tafels die opgesteld worden in de vorm van een "U", een rechthoek of hark met drie of meer tanden, naargelang het aantal aanwezigen.

4) Het boveneinde van de clubtafel, de praesestafel, wordt beschouwd als ereplaats en is dus voorbehouden aan praesides, leden van het bestuur en gasten.

5) De commilitones zitten rechts en links van de praeses naar het benedeneinde van de clubtafel toe, zodat schachten aan het benedeneinde van de clubtafel zitten, samen met hun schachtentemmer.

B. DE VOORZITTENDE PRAESES

6) De gehele corona is aan de macht van de praeses onderworpen. De praeses staat in voor het tuchtvol verloop van de avond. Hij zit de vergaderingen voor, regelt het verloop ervan, bepaalt op een cantus wie er wat zingt, beveelt silentium, verleent colloquium, verbum of tempus, legt de straffen op, zit de plechtigheden voor en ontgroent de schachten.

7) Enkel de voorzittende praeses staat boven de regels van de Codex, d.w.z. dat men hem geen straf kan opleggen bij een gebeurlijke overtreding ervan.

8) De praeses stelt een plaatsvervanger aan als hij zijn plaats verlaat. Deze verkrijgt dan tijdelijk de praesesmacht.

9) Aan elk kommando van de praeses moet onmiddellijk gevolg gegeven worden. Het niet gevolg geven aan een kommando, alsook het onbevoegd kommandoroepen worden bestraft.

10) De praeses mag zich door één of meerdere, door hem aangestelde, zedenmeesters laten assisteren voor het behouden van de tucht. Deze mogen op eigen gezag een straf van maximum vier vingers bier opleggen. Bij betwisting heeft de praeses het laatste woord.

a) Silentium, Verbum en Tempus

11) Er moet onmiddellijk stilte zijn telkens :
· de praeses het gebiedt met het kommando : "silentium".
· tijdens de plechtigheden.
· tijdens een speech en het zingen.

12) Enkel de praeses mag het silentium onderbreken of beëindigen.

13) Verlangt een lid van de corona het woord, dan steekt hij zijn hand omhoog en richt zich tot de praeses met : "Senior, verbum peto". De praeses geeft toestemming met "Habes" of weigert met "Non habes". Na toestemming van de praeses staat het lid van de corona op wanneer hij zich richt tot de praeses of de corona. Schachten vragen eerst het woord aan hun schachtentemmer, die hen al dan niet de toestemming geeft aan de praeses het woord te vragen.

14) Wanneer het lid van de corona zijn toespraak beëindigd heeft richt hij zich tot de praeses met "Dixi" en zet zich neer.

15) De praeses heeft ten allen tijde het recht iemand het woord te ontnemen.

16) De "Tempus commune" of "Tempus pissendum" wordt door de praeses gegeven als hij het nodig acht. Tijdens deze tempus worden de regels van de Codex opgeschort (die van de meisjes helaas niet) en mag iedereen de clubtafel verlaten. Deze tempus duurt ca. vijf minuten. Een "Tempus privatum" geldt slechts voor één commilito. Deze vraagt : "Senior, tempus privatum peto ?", de praeses antwoordt met "Habes" of "Non habes".

b) Zingen en drinken

17) De cantor heft de eerste twee regels van een lied aan, op kommando van de praeses : "Cantor, ad cantandum verbum habes". De corona begint slechts te zingen op uitdrukkelijk bevel van de cantor !

18) De praeses kan eventueel iemand anders uit de corona laten aanheffen met het kommando : "xxx, ad cantandum verbum habes". De aangesprokene staat recht bij het aanheffen.

19) De praeses kan het zingen van een bepaald lied of van een willekeurig gedeelte van een lied opdragen aan bvb. schachten, anciens, fakulteit X, jaar Y, commilito Z, rechtercorona enz. ...

20) Bij het einde van een lied kan de praeses de corona toedrinken met: "Prosit corona !" en daarbij eventueel vermelden hoeveel moet gedronken worden door de corona (ad libitum, ad fundum, 3 vingers enz. ...). De corona drinkt de praeses dan toe met: "Prosit Senior !"

21) Er wordt enkel gedronken door de mensen die bij de corona aanzitten. Iemand die bij de toog staat of dergelijke drinkt niet !

22) Een lid van de corona die een gegronde reden heeft om geen alkohol te drinken dient dit aan de praeses te melden. Niemand, zelfs de praeses niet, heeft het recht een lid van de corona boven zijn of haar krachten te laten drinken.

23) De schachten of, bij gebrek hieraan, de jongsten of gestraften zorgen voor het vullen en ronddragen van de glazen.

c) De straffen

Het staat een praeses vrij te beslissen welke van de volgende straffen hij al dan niet toepast.

24) Een door de praeses opgelegde straf moet door de betrokkene(n) van de corona onmiddellijk uitgevoerd worden.

25) De straffen die door de praeses, zonder overleg met anderen en zonder mogelijk beroep, kunnen opgelegd worden zijn :
· pro-poena drinken
· bierimpotent verklaren
· ad pistum roepen
· buitensmijten
Deze straffen worden meestal in stijgende lijn toegepast voor een hardnekkig saboteur.

26) Het pro-poena drinken bestaat uit het drinken van een zekere hoeveelheid drank die door de praeses bepaald wordt naargelang de ernst van de inbreuk. De gestrafte staat recht en drinkt toe met "Prosit Senior, (Prosit pro-Senior), prosit corona", waarna hij de opgelegde hoeveelheid drinkt.

27) De praeses kan iemand als straf een bepaalde tijd bierimpotent verklaren, met als gevolg dat deze persoon in die periode geen bier mag drinken. Eventueel worden hem of haar wel glazen gegeven die hij of zij dan over het hoofd uitkapt als hij of zij normaal zou drinken.

28) Ad pistum roepen gebeurt meestal in geval iemand te laat komt om hem of haar een uitleg te laten geven en eventueel te straffen. Men kan ook iemand ad pistum laten zitten om hem of haar een onbepaalde tijd in het oog te kunnen houden.

29) Buitensmijten: Bij zeer ernstige inbreuken op de reglementen of halsstarrig weigeren een kommando uit te voeren, kan de praeses een lid van de corona voor een onbepaalde tijd of voor de rest van de cantus verwijderen.

d) De salamander

30) De salamander is een heildronk ter ere van iemand of iets en is dus geen wedstrijd in sneldrinken. Bijgevolg kan een strafpint bezwaarlijk een "strafsalamander" genoemd worden. De salamander wordt door de praeses ingezet met :
"Ad exercitium, sanctissimi salamandris, omnes commilitones qui adsunt surgite !". De corona staat recht en antwoordt met : "Surgimus !". Wanneer de corona reeds rechtstaat worden "surgite" en "surgimus" vervangen door: "levate poculo" en "levamus".

31) Hierna begint de praeses een ritmische monoloog naar eigen inspiratie waarbij de corona na iedere zin zijn goedkeuring of afkeer laat blijken. De praeses kan het woord eventueel doorgeven aan anderen in de corona. Op het einde geeft hij het kommando ad fundum te drinken.

e) Het verloop van de cantus

32) De leden van de corona dragen de fakulteitspet en eventueel hun labojas. De praeses draagt zijn praeseslint, eventueel zijn toga. Iedereen is in het bezit van de Codex ; de praeses heeft ook nog een hamer om zijn bevelen kracht bij te zetten.

33) Ongedoopten zijn welkom op een cantus, evenwel is het hun verboden een fakulteitspet, labojas of toga te dragen of aan de bestuurstafel te zetelen.

34) De cantus wordt door de praeses ingezet met "Silentium, omnes ad sedes ! Surgite ! Het clublied ! "

35) Na het zingen van het fakulteits- of clublied wordt het "Lied van Geen Taal" aangeheven en daarna het "Gaudeamus Igitur". Deze eerste drie liederen worden rechtstaande gezongen met de pet in de rechterhand ter hoogte van het hart.

36) Om bijval met iets te betuigen wordt niet in de handen geklapt, doch met de kneukels van de vuist op tafel getrommeld. Uit respect voor bepaalde liederen wordt de klak afgenomen; wie zich betrokken voelt, staat ook recht.

37) Wanneer tijdens de cantus een praeses of een pro-Senior binnenkomt, wordt eerst het lied verder uitgezongen, daarna staat iedereen spontaan recht en zingt ter zijner ere het "Io vivat". Hierna komt de laataangekomene ad pistum om het bestuur te begroeten en eventueel ten opzichte van de corona zijn laatkomen te verklaren, waarna hij al dan niet door de voorzittende praeses gestraft wordt.

38) Ieder ander die te laat komt wordt vanzelfsprekend gestraft, al dan niet na een kans tot uitleg.

39) De cantus wordt besloten met het "Tsjechisch drinklied" en de "Oude Roldersklacht" (t.e.m. de 12de druk 1995: "gevolgd door de Vlaamse Leeuw"). Daarna wordt "Le Semeur" gezongen indien dit niet eerder gebeurde tijdens de cantus.

C. OVERGAVE PRAESESSCHAP

40) Op de laatste cantus van het oude akademiejaar of op de eerste cantus van het nieuwe akademiejaar treedt de praeses af en installeert zijn opvolger door deze, na een korte toespraak tot de corona, tot voor zijn tafel te roepen en hem trouw te laten zweren aan het ideaal met behulp van een eedformule :
Praeses : "Zweert gij onverbreekbaar trouw te zijn aan het principe van het Vrij Onderzoek en aan de beginselen van ... (naam van de kring) en aldus de traditie voort te zetten van de stichter van onze kring en van alle opeenvolgende praesides ?"
Opvolger : "Ik zweer !"
Hierna hangt de aftredende praeses het lint over de schouder van zijn opvolger en zegt : "Ego, ... (naam van praeses), senior, abdico, et te ...(naam opvolger), ex autoritate et dignitate, seniorem nomino, nominatum declaro, daclaratum proclama !"
Hierna volgt tussen beiden een "Ave Confrater", waarna een "Io vivat" gezongen wordt voor de aftredende praeses.

Met de Schare van 13 hebben wij besloten om reglementen betreffende doop, ontgroening, klak, ... niet op te nemen in deze editie. Deze reglementen worden volledig herzien en op een later tijdstip verdeeld.
Bij betwisting of onzekerheid over de toepassing van de reglementen kan men steeds een beroep doen op de Schare van 13 van de Folklore Akademie.

Om deze folkloristische kennis en tradities niet verloren te laten gaan, tijdens de 4 "tijdelijke" jaren zonder deze regelementen, publiceerde Farma hieronder de desbetreffende reglementen uit de oude Codex Studiosorum Bruxellensis, 11de druk 1993. (wellicht identiek aan de ons niet beschikbare 12de druk 1995.)

D. DOOP EN ONTGROENING

41) In het kader van de Vrije Universiteit van Brussel kan de doop enkel beschouwd worden als een kennismaking tussen anciens en schachten, als inleiding tot het kringleven of misschien zelfs tot het universitaire leven. Daarom zijn praktijken zoals kaalscheren, scenes met levende dieren, enz...., zeker ongewenst.

Aangezien de doop totaal niet verplicht is, is het niet wenselijk dat de eerstejaars onder druk gezet worden om zich te laten dopen of om tijdens de doop iets totaal tegen hun zin te doen.

42.) De doop gebeurt bij voorkeur bij de eigen fakultaire kring, prive-dopen of dopen bij regionale kringen worden zelden als geldig aanvaard in de studentikoze gemeenschap.

Ergens bij het begin van de doop wordt het kringlied of kreet gezongen, gevolgd door het "Lied Van Geen Taal" (geen Gaudeamus). Na de doop wordt eventueel "Le Semeur" gezongen. De doop wordt geleid door de doopmeester. Zijn kommando wordt enkel teniet gedaan door dat van de praeses. Hij is eveneens verantwoordelijk voor de veiligheid van de schachten en anciens tijdens de doop.

43) De doop geldt zeker niet als ontgroening, dwz. dat een schacht na de doop nog steeds een schacht blijft. Hij of zij heeft slechts het recht op het dragen van een pet en een labojas verworven, alsook de mogelijkheid om later op het jaar ontgroend te worden. Hiervoor mag hij of zij nog geen andere dopen bezoeken.

44) Bij de ontgroening worden de schachten als volwaardige commilitones in de kring aanvaard. Dit gebeurt tesamen met de uitreiking van de doopdiploma's op een van de laatste cantussen van het akademiejaar. Pas vanaf dan kunnen zij opgenomen worden in een kringbestuur.

45) De eed van de ontgroening is de volgende: "Ego, schachtus collosalus, super hoc caput, calvidum, calvidum et frigidum, jure jurendo zwero: Omnes cursos brossare, multas virgines amare et perforare, numquam aquam aut limonadem bibere: multos pintos et cigaros anciennibus offerare, in saecula saeculorum bieros Flandrienses zabbere, juro sub hoc symbolum, quae si non teneo sermentum, ontploffare et stinkendo crevare, volvo jubeoque, sic juveat mini Bacchus."

Nota: Tegenwoordig wordt bovenstaande eed op het einde van de doop afgelegd.

Huidige Ontgroeningseed:
"Ik zweer onverbreekbaar trouw te zijn aan het principe van het Vrij Onderzoek en aan de beginselen van ... (naam van de kring), haar eer en belangen te verdedigen en voor alle commilitones een waardig confrater te zijn en als nieuw commilito de fakkel van onze Alma Mater waardig te dragen en als baken op te treden in de duistere zee van onwetenheid"

Doopmeester:
"Huc communitas studiosorum vos declarat dignissimos commilitones"

E. HET BESTUUR

46) Het bestuur van een kring bestaat meestal uit:

Praeses: wordt aangesproken met: "Senior"

Vice-praeses: is verantwoordelijk voor het materiaal van de kring en vervangt de praeses bij diens afwezigheid.

Cantor: heft op verzoek van de praeses de liederen aan tijdens een cantus en leert nieuwe liederen aan.

Folklore-verantwoordelijke: staat in voor de studentikoze aktiviteiten van de kring.

Doopmeester: staat in voor het goede verloop van de doop.

Ab-actis: vervult de rol van secretaris.

Quaestor: schatbewaarder, beheert samen met de secretaris de financien.

Schachtentemmer: is belast met de opleiding van de schachten tot volwaardige commilitones en heeft toezicht op de schachten tijdens de cantussen.

Kultuurverantwoordelijke

Sportverantwoordelijke

Publikatieverantwoordelijke

Public-relations

F. DE FAKULTEITSPET

47) De pet mag slechts gedragen worden door studenten die fakultair gedoopt zijn. De kleuren ervan worden bepaald door de fakulteit waarbij de student ingeschreven is, en dus niet door de kring waarbij hij of zij gedoopt is.

48) De pet is wit met een gekleurde rand (naargelang de fakulteit), behalve voor de Toegepaste Wetenschappen (Polytechnische Kring), waar ze volledig zwart is. Ze heeft een lange of korte klep, naargelang de voorkeur van de drager. Bovenop staan de letters VUB in een driehoek, vooraan het embleem van de VUB. Het embleem van de kring of de letterafkorting worden opzij of achteraan aangebracht.

49) De gebruikte kleuren zijn:
zwart: PK, Kriminologie
rood: GK, TK, HILO-KINE
groen: Pharma, Biotechnologie
bordeaux: VRG
purper: WK
oranje: Solvay
blauw: PPK
grijs: Pers, LWK
geel: KEPS

49bis) Er bestaan enkel facultaire petten.

50) Vooraan op de rand worden een aantal sterren overeenkomstig het aantal akademiejaren aangebracht, behalve voor de Toegepaste Wetenschappen waar zeskanten (boulons) worden gebruikt ipv. sterren. In geen geval worden meer sterren of boulons gedragen dan het aantal akademiejaren!

Voor elk gewoon jaar wordt een gouden ster gedragen, voor elk gedubbeld jaar een zilveren; behalve voor de Toegepaste Wetenschappen waar een zilveren zeskant voor een gewoon jaar en een gouden voor een gedubbeld jaar worden gedragen.

De sterren of boulons worden van links naar rechts aangebracht zodat men iemands studieverloop kan aflezen.

51) Indien men van studierichting, en dus van kring verandert dan wordt de oorspronkelijke rand vervangen door een rand in de kleur van de nieuwe kring. Tevens worden de oude sterren op een achtergrond van de oude kleur op de zijkant van de petrand geplaatst.

De sterren van de nieuwe studierichting worden nu vooraan in het midden geplaatst.

Dit is niet nodig indien men die eerste studies beindigd heeft en zich bijvoorbeeld voor een bijzondere licentie inschrijft. In een dergelijk geval wordt het embleem van de vroegere kring na de oude sterren geplaatst en de nieuwe sterren daarnaast op een achtergrond van de nieuwe kring. De oorspronkelijke randkleur wordt daarbij behouden.

Indien men twee volledige studierichtingen afwerkt wordt de petrand gehalveerd in de twee kleuren van beide studierichtingen.

52) De kleur van de nieuwe ster of boulon (goud of zilver) heeft betrekking op de resultaten van het voorbije jaar

Indien iemand dus bijvoorbeeld na een niet-geslaagd jaar begint in een andere studierichting brengt hij een zilveren ster aan.

53) Voor het volgen van extra kursussen zoals taalkursussen bvb. of het volgen van een voorbereidend jaar worden geen extra sterren of boulons geplaatst. Men mag nooit meer sterren of boulons hebben dan het aantal studiejaren, tenzij het gaat om een tweede, bijkomende, volledige inschrijving. In dit geval worden deze sterren of boulons achteraan op de rand aangebracht, op een achtergrond van de fakulteit van de tweede inschrijving. Indien men in een dergelijk geval geen examens aflegt moet de ster het volgende jaar opnieuw verwijderd worden. Na het afstuderen in een richting plaatst men het fakulteitsembleem na de laatste ster. Dit om onderscheid te maken tussen een afgestudeerde en een laatstejaars.

54) De fakulteitspet wordt eveneens gedoopt en dit volgens de tradities van de kring. Ten teken hiervan wordt in het midden van de voering een gaatje gebrand. Diegene die de pet doopt moet wel tot het bestuur van de kring behoren of (pro)praeses van een kring zijn.

G. HET LINT

Er bestaan slechts twee soorten linten: Het praeseslint en clublinten. Enkel studentikoze kringen dragen linten.

Zelfs regionale kringen met andere studentikoze tradities in hun thuisstad dienen zich in Brussel aan de hier geldende regels te houden.

55) Het praeseslint:

Dit is 2.10 m lang en 12 cm breed. Het wordt boven op de kledij over de rechterschouder gedragen, met het schild op de borst.

Het akademisch jaar van het voorzitterschap wordt in een strookje op 1cm afstand van de bovenzijde van het schild in goud geborduurd. Indien men meerdere jaren praeses is worden extra strookjes geplaatst. Het wapenschild heeft de vorm van een heraldisch Vlaams schild, horizontaal aan het hoofd en afgerond aan de voet. Op het schild worden geen benamingen aangebracht. De groote is 10.5 cm op 9 cm. Er komt eveneens geen vermelding "praeses" of "senior" op vermits enkel de praeses een breed lint met schild draagt.

Het fakultair praeseslint bestaat uit één kleur, de fakulteitskleur (zie paragraaf F,49). Alleen bij de Polytechnische Kring is het afgeboord met een 5mm breed zilveren randje. Het schild is in twee verdeeld van boven naar onder. Rechts als men ernaar kijkt, bevindt zich de Vlaamse Leeuw (zwart of sabel op geel of goud). Op het tweede veld bevindt zich het wapen van de Fakulteit. Aan het hoofd bevindt zich een faas (= horizontale band) met de Geuzenkleuren: van boven naar beneden: oranje, blanje (wit), bleu (blauw). Foto praeseslint

Het praeseslint van een regionale kring bestaat uit drie kleurstroken van gelijke breedte (zelfs al zijn er slechts twee kleuren) met aan de rechterkant als men ernaar kijkt de hoofdkleur van de kring. Het schild is gehalveerd of gekwadrateerd. Op de rechterkant ervan vindt men, op een veld, diagonaal de kringkleuren, de letters V, C en F (Vivat Crestat Floriat) (moet eigenlijk zijn: Vivat, Crescat, Floreat) in een pennetrek geschreven met ernaast de letterafkorting van de kring, gevolgd door een uitroepteken. Aan het hoofd kan eventueel een faas zijn met de kleuren van de kring.
Het lint van een speciale kring (zoals Folklore Akademie) is opgebouwd zoals bij een regionale kring, het schild echter zoals bij een fakultaire kring maar met de Vlaamse Leeuw links.

56) Het clublint:

Het is slechts l.lm lang en 27mm breed.

Bij een regionale kring bestaat het uit drie kleurstroken van gelijke breedte, zelfs wanneer de kring slechts twee kleuren heeft. Op het lint wordt niets vermeld.

Bij een fakultaire kring bestaat het uit slechts één kleur, de fakulteitskleur; op het lint komt enkel het embleem van de kring.

De anciens dragen hun lint over de rechterschouder, de schachtentemmer één over elke schouder. Schachten dragen geen clublint.

57) Een pro-senior mag zijn lint blijven dragen, zelfs al wordt hij opnieuw praeses van een andere kring.

Het Praesidiumlint:

De Jetse VUB-kringen (FK, GK en TK) hebben praesidiumlinten (ongeveer zoals die van hun buren Manu Juvanta, beschreven in de Codex Studiosorum Superiorum Bruxellensis). Tot 1995 droeg elk praesidiumlid van FK en TK (en GK?) een praesidiumlint; vanaf 1995 nog enkel de vice-praeses.
In het akademiejaar 2001-2002 heeft FK deze praesidiumlinten terug ingevoerd o.a. omdat het BSG-veiligheidsreglement vereist dat alle praesidiumleden herkenbaar zijn op TD's (wat in Etterbeek verwezenlijkt wordt met opvallend lelijke T-shirts of jasjes)

Het praesidiumlint is 1.30m lang en 9cm breed en is aan de uiteinden vastgenaaid. Het praesidiumlint bestaat uit één kleur, de fakulteitskleur. Op de borst wordt het monogram van de kring geborduurd; onder het monogram de functie en erboven het jaar. Indien men meerdere jaren praesidiumlid is, worden de extra jaren bovenaan en de extra functies onderaan geborduurd.
H. LABOJAS EN TOGA

58) leder gedoopt lid van de kring heeft het recht een naar eigen smaak versierde witte labojas te dragen.

59) De toga wardt enkel gedragen door de praeses, vice- praeses en een derde bestuurslid (naargelang de kring de folkloreverantwoordelijke, de cantor of de doopmeester) van een studentikoze kring.

Enkel de praeses blijft na zijn ambtstermijn, dwz. als hij pro-senior is, nog een toga dragen. Een pro-senior die praeses is geweest van verschillende kringen draagt de toga van ziin persoonlijke voorkeur.

60) In geen geval mag iemand anders dan de hierboven vermelde personen een toga dragen, zelfs niet op een doop of een St.V.

61) De toga is een enkellang rondom gesloten eendelig kleed. Voor fakultaire kringen is hij in de kleur van de kring, voor regionale kringen in drie vertikale kleurstroken zoals het lint van de praeses. Op de achterkant wordt het embleem van de kring en op de voorkant eventueel de letterafkorting van de kring aangebracht.

Met de Schare van 13 hebben wij lang en grondig gewerkt aan deze volledig herziene versie van de reglementen om de vele misverstanden en misbruiken die tot nu toe bestonden te verhelpen. Bij betwisting of onzekerheid over de toepassing van de reglementen kan men steeds een beroep doen op de Schare van 13 van de Folklore Akademie.

Een persoon met een niet conforme, onterechte of niet voorziene studenten pet, toga of lint stelt zich bloot aan het sanktionerend gedrag van de studentikoze gemeenschap.


Email mail@farmavub.be
Creation Frederik Questier 07-May-01
Last Update Frederik Questier 13-Mar-05
hits on this page since 07-May-01
hits on all pages since 30-Oct-95